Petra
Petra Gezondheid baby 28 Oct 2011

Wanneer inbakeren?

Het inbakeren is begin jaren zeventig ‘uit’ geraakt. Enerzijds omdat men van mening was dat het kind zich beter kon ontwikkelen als het zoveel mogelijk vrijheid kreeg. Vrijheidsbeperkingen zouden een kind alleen maar frustreren. Anderzijds omdat bekend werd dat het inbakeren een van de belangrijkste oorzaken was voor het ontstaan van heupdysplasie.

Uit onderzoek onder de Indiaanse bevolking, waar inbakeren uit traditie werd toegepast, is dit naar voren gekomen. Terwijl deze afwijking nauwelijks voorkomt in landen waar baby’s traditioneel in een draagdoek op de heup van de moeder worden gedragen, zoals in Afrika. Daarom is het zo belangrijk dat ouders hun kindje pas gaan inbakeren na overleg met een deskundige op dit gebied. Het strak inwikkelen van de beentjes mag pas vanaf 6 maanden. Tot die tijd behoren de beentjes in de zgn. ‘kikkerstand’ te blijven liggen alvorens ze omhuld worden. Een deskundige kan bovendien meer uitleg geven over:

De techniek en de verschillende mogelijkheden:

  • Dagritme van het kind
  • Hoe te voorkomen dat het kind het te koud of te warm krijgt
  • Lichamelijke ontwikkeling
  • Wanneer en hoe inbakeren af te bouwen

De meeste ouders waarderen een stukje begeleiding, zeker in de beginfase. De omgeving vindt het vaak ouderwets en zielig, terwijl de ouders intussen vreselijk lopen te tobben en blij zijn dat ze eindelijk een middel hebben gevonden om de neerwaartse spiraal te doorbreken. Inbakeren is een stukje van de puzzel. Het is een middel, geen doel. Borstvoeding op verzoek in de eerste levensweken van een kindje moet wel de kans krijgen. Ouders moeten een ritme niet willen forceren. Aan de andere kant hoeft er ook niet gewacht te worden tot de nood heel hoog is. Kinderen die met ongeveer 3 á 4 maanden een gezond ritme hebben ontwikkeld en wakker in bed gelegd kunnen worden om vervolgens in slaap te vallen, hebben een goede basis gelegd voor de eerste jaren. Een gezond ritme wil niet zeggen rust en regelmaat ‘op de klok’ maar vanuit inzicht bepalen wat kinderen nodig hebben. Kinderen kunnen huilen van moeheid, als dit verkeerd wordt geïnterpreteerd wordt het kind opgepakt en getroost, rondgesjouwd en vermaakt. Dit werkt voor even, maar moe blijft het natuurlijk. Kinderen kunnen overactief gedrag aanleren. Vaak zijn ze ook heel pienter en alert: steeds bezig nieuwe prikkels te verwerken. Ten slotte vallen ze uitgeput tijdens een voeding in slaap. Zo ontstaat een ongezond ritme. Het kind is te moe om te drinken, wordt snel weer wakker van de honger, is na zo’n hazenslaapje ook weer te moe om een volledige (borst)voeding tot zich te nemen. Flesgevoede kinderen krijgen in zo’n situatie vaak te veel per etmaal en zitten binnen de kortste keren op voeding voor hongerige baby’s omdat ze alsmaar ontevreden lijken. De oorzaak van het huilen wordt vaak gezocht in de voeding, terwijl het in feite een slaap/ritme probleem kan zijn. Dit is in overleg met een deskundige na te gaan om zo vervolgens wat aan de werkelijke oorzaak van het probleem te kunnen doen.

Andere indicaties om te gaan bakeren zijn:

  • Als kind in ‘categorie’ huilbaby valt
  • Buikkrampjes
  • Doorbreken van acute crisissituatie bijv. na allergische reactie
  • Nachtelijke onrust bij kleuters
  • Het voortijdig stoppen van de middagslaap, bijv. rond de 2 jaar
  • Peuters die in bed steeds gaan staan uit enthousiasme voor deze nieuwe verworvenheid

Op de indicatie ‘huilbaby’ zullen we nog wat dieper ingaan. Het is bekend dat prikkelbare baby’s niet alleen veel huilen, maar ook moeilijk tot bedaren te brengen zijn als ze eenmaal overstuur zijn. Deze baby’s zijn in het algemeen ook bijzonder actief en beweeglijk en vragen daardoor veel tijd en energie. Ze zijn schrikachtig, snel afgeleid en snel uit hun normale doen. Typisch voor prikkelbare baby’s lijkt ook dat ze in een heel snel tempo kunnen veranderen van gemoedstoestand, waardoor hun gedrag onvoorspelbaar wordt. Deze kinderen kunnen heftig reageren op normale prikkels uit de omgeving. Dat kan een reactie zijn op geluid, licht, maar ook op aanraken of op het uit de slaap halen van de baby. Na de eerste maand bestaat de reactie bij geringe prikkels uit schrikachtig gedrag en heftig huilen. Het kind neigt vaak tot overstrekken bij prikkels die het als onplezierig ervaart, maar er wordt ook spontaan overstrekken gezien. De kinderen spugen veel, slapen weinig, en hebben meer korte hazenslaapjes dan lange slaapperioden. Het overstrekkende kind ligt als een plank op de arm, is geen knuffelkind en maakt zo zijn ouders onzeker en ongerust. Binnen de groep van pre- en dysmatuur geboren baby’s komen veel prikkelbare baby’s voor. Welke weg (‘oplossing’) wordt gekozen, hangt af van de kenmerken en oorzaken die een deskundige tijdens het stellen van de diagnose tegenkomt. Een van de mogelijkheden is inbakeren. Het is geen kant-en-klare oplossing, maar wel een manier voor ouders èn kind om de moeizame beginfase zo goed mogelijk door te komen, zonder in een vicieuze cirkel te belanden.

 

Reageer op artikel:
Wanneer inbakeren?
Sluiten