De tweede stap

De tweede stap is het gezinsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Het is verplicht dat je -voordat het gezinsonderzoek start- de algemene voorlichtingsbijeenkomsten afgerond hebt en toestemming hebt gegeven voor het opvragen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister (strafblad). Zodra het onderzoek door de Raad gestart wordt zul je gevraagd worden een medische keuring te ondergaan.

Het gezinsonderzoek bestaat uit een of meer gesprekken met een maatschappelijk werkende van de Raad voor de Kinderbescherming. Het uitgangspunt bij het gezinsonderzoek is het zogenaamde “ja- tenzij” principe: iedereen is geschikt een adoptiekind op te voeden, tenzij het tegendeel blijkt. Indien de vrouw zwanger is, wacht de Raad met het onderzoek tot het kind één jaar is. Dit geldt ook in geval van de komst van een Nederlands pleegkind. Als het gezinsonderzoek hierdoor langer dan twee jaar duurt, dan vervalt uw aanvraag. Je kunt dan desgewenst een nieuwe aanvraag voor beginseltoestemming indienen. Ook indien je nog bezig bent met vruchtbaarheidsbehandelingen kan de Raad het onderzoek uitstellen. Dit is echter niet altijd het geval. Dit hangt af van het beleid van de Raad in uw regio.
Veel mensen zien erg tegen dit gezinsonderzoek op. In de praktijk blijkt het vaak mee te vallen en worden de gesprekken als positief ervaren. De maatschappelijk werkende maakt een verslag van de gevoerde gesprekken. Dit verslag wordt naar het ministerie van Justitie gestuurd. Zelf krijg je inzage in het rapport.
De minister van Justitie beslist vervolgens of je een beginseltoestemming krijgt. Deze beginseltoestemming is drie jaar geldig en kan op verzoek, na aanvullend gezinsonderzoek, met maximaal drie jaar worden verlengd.

Bij het al dan niet geven van de beginseltoestemming neemt het ministerie het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in acht. Slechts in zeer weinig gevallen wordt een negatief advies gegeven. Het is mogelijk een bezwaarschrift in te dienen tegen deze uitspraak binnen 6 weken na datum van de afwijzing.

De bemiddelingsfase voor adoptie
Na verkrijging van de beginseltoestemming begint de bemiddelingsfase. Er zijn enkele organisaties die een vergunning hebben om te bemiddelen bij adoptie. Deze bemiddelingsorganisaties worden vergunninghouders genoemd. Er zijn grote en kleine vergunninghouders. Vaak hebben zij zich gespecialiseerd in adoptie uit een bepaald land.Tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten bij Bureau VIA wordt duidelijk hoe je een vergunninghouder kiest. Na het verkrijgen van de beginseltoestemming schrijf je je bij een vergunninghouder van uw keuze in.

Het gezinsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming wordt door het Ministerie van Justitie doorgestuurd naar de betreffende vergunninghouder. Zonder tussenkomst van een vergunninghouder is adoptie niet mogelijk. De verdere procedure is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden, zoals uw leeftijd, voorkeur voor één of meer kinderen en het land waar je voor kiest. De procedure voor adoptie uit Verdragslanden en uit niet Verdragslanden verschilt op een aantal punten.
Na aanmelding bij een vergunninghouder kom je op een wachtlijst. Als de Centrale Autoriteit van het land van herkomst beslist dat een bepaald kind door jou geadopteerd kan worden, krijg je een plaatsingsvoorstel voor dat kind. De vergunninghouder bemiddelt hierbij tussen jou en het land van herkomst van het kind en is behulpzaam bij de afhandeling van de benodigde documenten. Ook speelt deze een actieve rol bij de begeleiding van de komst van het kind.

 

Reageer op artikel:
De tweede stap
Sluiten