De kenmerken van spelen

Het meest opvallende kenmerk van spel is dat het “zomaar” gebeurt. Het is niet een middel tot een doel en het gaat er ook niet om iets te presteren. Spelen is een doel op zich. Een ander kenmerk is dat spelen vrijwillig gebeurt. 

Spelen doet je kindje niet in opdracht van iemand, spelen gebeurt van zelf, alleen of samen met anderen, met echt speelgoed of met gebruiksvoorwerpen. Bij het spelen is het kind actief. Iets laten doen, bijvoorbeeld voorlezen telt dus niet mee, hoe leuk het ook is!

Het belangrijkste is uiteraard: spelen doet het kind voor zijn plezier.
Ook al lijkt spelen zonder doel te zijn en slechts voor het plezier, het is niet overbodig. Het is een belangrijk iets en zelfs noodzakelijk om “groot” te worden! Het kindje leert wat het ergens mee kan doen. Bijvoorbeeld met blokken. Deze kan hij naast elkaar zetten, dezelfde kleur of grootte bij elkaar, een toren maken of ermee gooien. Een kindje leert er dus mee sorteren en ordenen.

Kinderen zien vaak andere mogelijkheden dan volwassenen. Een volwassene vindt een pop niet iets om op te timmeren maar een pop hoort in de poppenhoek. Een kindje vindt dat timmeren wel lekker klinken, het maak een mooi geluid! De waarde die aan spel en speelgoed gegeven wordt, is persoonsgebonden; ouders en kinderen zien dit verschillend.

Ontwikkeling van spel
Het spelen van kinderen is universeel en volgt overal dezelfde ontwikkeling. Het ene gaat voor het andere, op zich is dat ook wel logisch. Je kunt materiaal pas vormgeven of ergens mee bouwen nadat je met je zintuigen gevoeld hebt, gekneed, of iets in je mond hebt gehad. Pas als je ervaren hebt dat iets hard, zacht, plat, bol, soepel of vloeibaar is, en dat dit dus verschillende eigenschappen zijn, kun je iets doen met de mogelijkheden en beperkingen.

Bij de meeste kinderen gaat spelen via de volgende stadia:

  • Alleen Spelen
  • Parallel spelen
  • Samen spelen
  • Samenwerken
  • Bewegingsspel
  • Constructiespel
  • Concentratiespel
  • Sociaal spel
  • Vrij spel

Alleen spelen
Dit is voornamelijk een lichamelijke wereld, waarin het kind voornamelijk alleen speelt. Alleen spelen is gebaseerd op zintuiglijk plezier en bewegen. Bij baby’s staat het voelen voorop. Babyspeelgoed is er dan ook hoofdzakelijk op gericht om het zintuiglijk plezier te versterken. Dit betekent vooral materialen om te zien, voelen en te horen. Let hierbij maar eens goed op de signalen van je kind. Voor baby’s is alles nog speelgoed. Langzaamaan leren baby’s hoe zij zelf een bijdrage kunnen leveren aan wat er nu allemaal zo leuk is in de nabije omgeving. Als voorbeeld geven we het slaan tegen een rammelaar. Na een aantal keren toevallig “rammelen” gaat de baby het verband leggen en dit “bewust” herhalen. Als een baby bijna een jaar is, komt er interesse voor het “verdwijnen” van speelgoed en mensen. Nu kun je kiekeboe-spelletjes gaan spelen en hiermee elkaar eindeloos vermaken.

Parallel spelen
Bij parellel spelen zijn de kinderen naast elkaar, elk op hun eigen “eiland” aan het spelen. De kinderen zijn als het ware op ontdekkingstocht; wat kan ik waarmee doen? Eigenlijk hebben ze elkaar nodig. Het ene kindje zal het andere nadoen. Als een ander kind toevallig bij het spel betrokken wordt, wordt het eigenlijk een spelobject. Dit parallel, naast elkaar, spelen zie je vooral bij jonge peuters. Na het tweede levensjaar komen kinderen in de “ik-fase”, ze zien zichzelf nu los van hun directe omgeving. Zij beginnen zichzelf als een persoon te zien en zetten dat af tegen de rest. Tot dat moment reageert een peuter vanuit zijn eigen behoefte.
Met het woordje ‘nee’ ontdekt hij dat hij macht heeft over bepaalde situaties. Dit betekent ook dat de kleine alles uit zijn omgeving aan zich toe wil eigenen. Alles is “van mij”, ook of misschien wel juist hetgene waar een ander mee speelt. Ongeveer een jaar na het ontdekken van zijn eigen ik kan een peuter begrijpen dat er ook nog andere peuters zijn met behoeftes. Tot dat moment zullen de kinderen naast elkaar spelen.

Samenspelen
Samen spelen, op elkaar reageren en een beetje rekening met elkaar houden wordt de volgende fase. De kindjes beseffen nu dat anderen dezelfde dingen voelen en ervaren. Ze kunnen gaan fantaseren over een bepaald thema en gaan ook doen alsof. De spelletjes worden ingewikkelder en krijgen steeds vaker het een bepaald doel. Samenspelen begint bij de oudere peuters en kleuters. Er zijn zelfs al bordspelen voor deze leeftijd. Uiteraard is er ook fantasie-, expressie- en knutselmateriaal nodig om iets samen te kunnen doen. Het zintuiglijke materiaal blijft echter nog lang geliefd. Bijvoorbeeld het geluid van een bromtol, dit blijft leuk! Zeker als het kindje hem zelf in beweging heeft gezet.

Samenwerken
Samenwerken wordt de volgende fase. Zo ongeveer halverwege de basisschool wordt spelen ingewikkelder en zal er meer samengewerkt gaan worden. Kinderen gaan regels afspreken, taken verdelen, wachten met hun eigen behoeften en houden rekening met elkaar. De wereld die buiten het gezin ligt, wordt voor de kinderen steeds groter. De “groep” en de regels die daarbij horen worden steeds belangrijker. Naarmate de kinderen ouder worden gaan ze zich meer steeds meer richten op de werkelijkheid, onderlinge competitie en prestatie.

Bewegingsspel
Bewegingsspel komt voor bij alle leeftijden en is van belang voor de lichamelijke ontwikkeling. Vooral een baby maakt een enorm snelle lichamelijke ontwikkeling mee.
In zeer korte tijd leert een baby

  • zijn hoofd optillen,
  • zich omdraaien,
  • kruipen,
  • zitten,
  • staan en
  • lopen.

De motorische ontwikkeling wordt gestimuleerd door speelgoed dat uitlokt tot bewegen.
Voor baby’s mag je dan denken aan bijvoorbeeld een duwkar, voor peuters bijvoorbeeld een driewieler. Het meest van belang is het plezier van het bewegen. De inspanning van het bewegen zorgt ervoor dat kinderen zich ontladen en de energie in hun lichaam kwijt kunnen.

Constructiespel
Constructiespel heeft betrekking op het spelenderwijs vormgeven met diverse materialen. Er is heel veel constructiespeelgoed op de markt, denk hierbij aan lego, duplo, nopper, enzovoort.
Door het speelgoed te voelen, in de mond te steken, leert het kind de eigenschappen van het materiaal kennen cq. herkennen. Dit is van groot belang voor de lichamelijke en verstandelijke ontwikkeling van je kind. Om blokken op elkaar te plaatsen dient het kindje te beschikken over motorische vaardigheden. Zonder deze vaardigheden kan het kindje de blokken niet op elkaar te zetten. Om te kunnen knutselen dient je kindje over enige fijne motoriek te beschikken, hiermee kan hij een potlood en of schaar vasthouden. Kindjes leren normaal gesproken eerst plakken, vouwen en prikken, daarna pas bijvoorbeeld knippen, tekenen en schrijven. Spelen met expressiemateriaal (klei, verf, zandvormen) is belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en voor de zintuiglijke ontwikkeling. Bij constructiemateriaal gaat al enige dwang uit van het materiaal zelf; het gaat om het resultaat en moet dus af. Hiermee wordt de basis gelegd voor wat er op school gevraagd wordt; aandacht, concentratie en taakbesef. Kijk naar de motorische vaardigheden van je kindje; zachte blokken voor de jongsten, lego voor de ouderen. Beter is veel van 2 soorten dan weinig van veel soorten.

Concentratiespel
Om een puzzel te kunnen maken of met een figurenstoofje te spelen is, naast de motorische vaardigheid, concentratie nodig. Om bijvoorbeeld een treintraject te bouwen moet je de rails kunnen koppelen en het geduld hebben om het baantje te maken. Dit soort spelen is goed voor het zelfvertrouwen en de concentratie van de kleine.

Sociaal spel
Om sociaal te kunnen spelen moeten de kinderen het vermogen hebben om afspraken te maken over bijvoorbeeld de regels van het spel. Uiteraard moeten zij zich er dan ook aan houden, op hun beurt wachten, zich concentreren en kunnen beheersen. Denk hierbij aan memory, lotto en allerlei rollenspellen. Kinderen die lekker hun fantasie (mogen) gebruiken zullen vaak met creatieve oplossingen komen. Een in elkaar gestampt kasteel kan ook een bouwterrein voorstellen. De emotionele ontwikkeling speelt een grote rol bij sociaal spelen.
Een in elkaar gestampt kasteel kan ineens een bouwplaats worden. Bij sociaal spel speelt de emotionele ontwikkeling een grote rol. Rollenspellen kun je doen met allerlei attributen; het meest gebruikelijk zijn knuffels, poppen die helpen boosheid, plezier, verdriet, angsten tot uitdrukking brengen. Maar ook simpelweg een kartonnen doos kan opeens een huis worden of een echte kassa.

Vrij spel
Spelenderwijs doen de kindjes allerlei ervaringen en vaardigheden op. Tijdens het bouwen worden de kindjes steeds handiger, krijgen zij zicht op verhoudingen, maten en evenwicht.
Doordat de kinderen steeds meer in aanraking komen met volwassenen en andere kinderen zien zij ook steeds andere mogelijke oplossingen voor bepaalde situaties. Dit alles is allemaal van groot belang voor de cognitieve (verstandelijke) ontwikkeling.

Spelmateriaal en speelgoed
Spelmateriaal is alles waar kinderen mee kunnen spelen; lego, maar ook kosteloos materiaal, kleden, zand, enzovoort. Speelgoed is gemaakt voor kinderen om ermee te spelen. Speelgoed moet er aantrekkelijk uitzien en uitlokken tot ontdekken. Uiteraard moet het wel aansluiten bij de ontwikkeling en interesses van je kind. Speelgoed en spelmateriaal moet tegen een stootje kunnen en veilig zijn. Speelgoed moet officieel zelfs voldoen aan de eisen die staan in het Speelgoedbesluit.

Hieronder staat een globale speelgoedlijst:

Voor 0 tot 1,5 jaar:

  • Rammelaars
  • Mobiles
  • Piepbeesten
  • Zachte blokken
  • Grote blokken
  • Figurenstoof
  • Spiegeltjes
  • Grote en kleine ballen
  • Plastic, kartonnen en stoffen boekjes
  • Simpele auto’s
  • Poppen en knuffeldieren
  • Activity center
  • Simpel constructiemateriaal
  • Muziekinstrumenten, muziekdoosjes
  • Loopauto, duwkar
  • Hobbelpaard
  • Papier, dikke potloden, krijt
  • Kosteloos materiaal, oude tijdschriften (om te scheuren)

Voor 2 tot 4 jaar:

  • Grote en kleine blokken
  • Plastic constructiemateriaal (Nopper, duplo, liever veel van 2 dan weinig van veel soorten)
  • (Houten) trein en rails, auto’s, garage, kleine poppetjes en dieren
  • Telefoon
  • Poppen, poppenbed, poppenwagen, servies
  • Veger en blik, kleine veger
  • Speelhuis/klimhuis
  • Verkleedkleren
  • Spiegel
  • Poppenkastpoppen
  • Knuffeldieren
  • Ballen
  • Puzzels
  • Lotto, memory
  • Grote kralen om te rijgen
  • Voorleesboeken, prentenboeken, liedjesboek
  • Hamertje tik
  • Rijdend materiaal; loopauto, fiets, step
  • Creatief materiaal; papier, potloden, verf, krijt, lijm, kwast, schaar, klei, kosteloos materiaal, muziekinstrumenten
  • Om te spelen met zand en water; schep, emmer, zeef, boot, bakjes, vormen

Voor 4-12 jaar:

  • Constructiemateriaal (lego, duplo, kapla)
  • Auto’s, garage, trein en rails
  • Poppen, winkeltje
  • Verkleedkleren, spiegel, make-up
  • Poppenkast en poppen
  • Spelletjes (memory, puzzels, lotto)
  • Gezelschapsspelen (monopoly junior, wie is het, de wielen van de bus)
  • Knutselmateriaal; stof, wol, teken- en verfmateriaal, papier, karton, lijm, klei, timmermateriaal, kosteloos materiaal
  • Muziekinstrumenten, radio, cd speler
  • Boeken (informatief, verhalen, knutselideeën)
  • Tijdschriften
  • Fiets, step, skeelers
     

Reageer op artikel:
De kenmerken van spelen
Sluiten